5 dingen die ik geleerd heb uit mijn burn-out

Deze tekst verscheen eerder als gastblogpost op HRcommunity.

Bijna twee jaar geleden stortte ik in op het werk. Ik kreeg een onbedwingbare woede-aanval en gooide een koffietas aan diggelen. Daarna kreeg ik een paniekaanval, om uiteindelijk in een onbedaarlijke huilbui te eindigen.

Het waren mijn laatste uren op het werk dat jaar. Ik was in een burn-out beland en moest van de dokter maandenlang thuis blijven. Ik ging in therapie en zocht ook pillen om uit de put te raken. Pas drie en een halve maand later, na nieuwjaar, keerde ik terug naar het werk. Eerst halftijds, daarna langzaam een beetje meer. Hoe dat hele proces verliep, heb ik neergeschreven in een boek: Opgebrand (uitgeverij Davidsfonds). Een deel van mijn verhaal is ook te lezen op mijn blog opgebrand.wordpress.com.

Ik dacht altijd dat een burn-out mij niet kon overkomen. Ik had toch geen jachtige job met onmenselijke werkdruk, ik deed toch iets wat ik graag deed, ik was toch jong en gelukkig. Nu weet ik beter. Precies door mijn burn-out heb ik veel geleerd over mezelf, over mijn leven, over menselijke relaties. En over burn-out. Ik deel graag vijf van de dingen die ik geleerd heb.

1. Een burn-out is geen managersziekte

Ergens in het collectieve bewustzijn heeft zich een clichébeeld genesteld. Het beeld dat een burn-out een typische ziekte is voor de drukke manager die honderdtachtig uur per week werkt. Die tegen tweehonderd per uur door het leven raast. En die daar onvermijdelijk de prijs voor zal betalen.

Ik weet niet waar het clichébeeld vandaan komt. De term burn-out dook ergens in de jaren tachtig op om een opmerkelijk soort lethargie bij zorgberoepen te benoemen. Een decennium later bleken ook (top)managers massaal ten prooi te vallen aan burn-out. Maar intussen weten we dat het in alle beroepsgroepen voorkomt. In alle lagen van de bevolking.

Is het beeld uit de jaren negentig zo hardnekkig blijven hangen? Wordt het stiekem gevoed door archetypes in films, in cartoons, in populaire cultuur? Misschien. Of misschien krijgen topmanagers gewoon meer aandacht: wie hoog staat kan diep vallen, een verhaal dat mensen blijft aanspreken. Of misschien hebben topmanagers, CEO’s, ondernemers wel de luxe dat ze er nadien vrijer over kunnen spreken – vrijer dan pakweg een schoonmaker die na zijn burn-out weer met honderden andere kandidaten moet concurreren voor het karige loon van een schaarse job?

Nu is het wel zo dat leidinggevenden een risicogroep vormen voor burn-out. Maar het gaat dan meer om de leidinggevenden ‘tussenin’. Zij die tussen de gewone werknemers en de top staan. Vooral als ze gesandwicht worden tussen tegenstrijdige belangen: die van de personeelsleden onder hen, en die van de bazen en de organisatie boven hen. Wie tussen conflicterende belangen, tussen conflicterende waarden geklemd wordt (en bovendien zowel boven als beneden kop van jut is als het mis loopt), die dreigt inderdaad sneller in een burn-out te belanden.

Ik heb veel reactie gekregen op mijn blog. Reacties van mensen die mijn verhaal herkenbaar vonden, en zelf ook in een burn-out zaten (of toch duidelijk op weg ernaartoe). Administratief bedienden. Verkopers. Leerkrachten. Journalisten. Programmeurs. Bandarbeiders. Truckchauffeurs. Seizoensarbeiders. Zelfs huisvrouwen.

Beweren dat een burn-out een typische managersziekte is, is onrecht aandoen aan alle andere mensen die in een burn-out zitten.

2. Een burn-out is niet iets voor vijftigers

“Maar jij bent nog veel te jong om een burn-out te hebben!” Zelfs de controle-arts die ik over de vloer kreeg, leefde nog met het idee dat alleen oudere werknemers in een burn-out kunnen raken. Een hardnekkige mythe, die allang voorbijgestreefd is, maar nog steeds in vele hoofden verder leeft.

“Wat mij opvalt”, vertrouwde een collega uit een andere overheidsdienst me toe, “is dat het allemaal dertigers en veertigers zijn. Allemaal mensen die in de stresspiek van hun leven zitten: de zorg voor kinderen, zware afbetalingen en verbouwingen aan het huis, soms ook met slopende relatiecrisissen. En dat allemaal terwijl net op die leeftijd de grootste inzet op het werk wordt verwacht: je bent geen groentje meer, je moet intussen alles weten en alles kunnen en overal kunnen invallen, je moet keihard aan je carrière aan het timmeren zijn en overuren doen. We zijn een hele generatie kapot aan het maken.”

Daar kan wel iets van aan zijn. Als je gedurende een aantal jaren zoveel zaken moet combineren dat je nergens nog rustpunten vindt om je energie terug op te laden, dan dreig je natuurlijk met een platte batterij te blijven zitten.

Maar is dat dan uitsluitend terug te vinden bij mensen tussen 35 en 45? Alsof jongere mensen nog niet in staat zijn om in een energieziekte verstrikt te raken. Ik heb op mijn blog reacties uit alle mogelijke leeftijdsgroepen gekregen. Tieners, twintigers, dertigers, veertigers, vijftigers, zestigers. Allemaal compleet uitgeblust. Allemaal niet langer in staat om zelf hun batterijen terug op te laden.

Ik weet niet op welke leeftijden burn-out het vaakst voorkomt. Maar ik weet wel dat het geen leeftijdgebonden ziekte is.

3. Een burn-out wordt niet veroorzaakt door stress

Oke, stress is een belangrijke factor. Voortdurende blootstelling aan stress (aan ‘negatieve stress’, om de correcte term maar te gebruiken) speelt bij veel burn-outs een essentiële rol. Maar stress op zich volstaat niet om een burn-out te verklaren. Anders zou iedereen die met dezelfde stress geconfronteerd wordt, moeten uitvallen. Quod non.

Het is de manier waarop je met stress omgaat, die bepaalt of je in een burn-out terecht komt of niet. Ik deed dat dus jarenlang op een verkeerde manier, net als zoveel andere lotgenoten. De essentie is dat je te lang leeft op een manier die fundamenteel tegen je natuur ingaat, waardoor je iedere dag jezelf wat meer geweld moet aandoen. Dat kan door stress getriggerd worden, maar evengoed door een opgelegde bedrijfscultuur, door groepsdruk, door opvoeding, door maatschappelijke normen die in de media worden uitgedragen.

Ikzelf heb door mijn burn-out geleerd dat ik een introvert ben. Dat betekent niet dat ik een asociaal muurbloempje ben (nog zo’n hardnekkige misvatting). Het verschil tussen introverten en extraverten is niet hoe sociaal ze zijn, maar waar ze hun energie uit halen. Extraverten halen hun energie uit nieuwe impulsen en contacten met andere mensen; ze hebben er veel van nodig om hun batterijen op te kunnen laden. Introverten hebben een veel kleinere hoeveelheid impulsen en contacten nodig, en zullen zich dus veel sneller terugtrekken in rust en stilte om hun batterijen op te laden. Maar in plaats van te luisteren naar wat mijn introverte zelf nodig had, heb ik me jarenlang als een extravert proberen gedragen.En zocht ik in stress-situaties dus méér mensen op. En méér impulsen, op computers en smartphones, in games en op sociale media. Omdat ik mezelf had wijsgemaakt dat dat zo hoorde.

De stress op het werk speelde een rol in mijn burn-out. Maar geen bepalende. Bepalend was dat ik mezelf jarenlang de verkeerde gedragspatronen heb aangeleerd om met die stress om te gaan, waardoor ik mezelf alleen maar méér uitputte.

4. Een burn-out wordt niet veroorzaakt door het werk

Burn-out is een werkziekte, wordt vaak gezegd. Ik ga daar niet mee akkoord. Ik heb verhalen gehoord van huisvrouwen die helemaal opgebrand raken. Van amateursporters die zich niet meer op het veld of in de piste durven begeven. Van vrijwilligers die zich niet meer naar de tientallen verenigingen kunnen slepen waar ze in het bestuur zetelen.

Burn-out is een energieziekte: al je energie is op een of andere manier opgebruikt. Je batterijen zijn volledig uitgeput, en je bent niet meer in staat ze terug op te laden. Werk is maar één situatie waarin je je energie kunt kwijtraken. Een belangrijke, dat geef ik toe. Maar zeker niet de enige. Ook school en studies kunnen je energie opvreten. Of het huishouden. De zorg voor kinderen of familieleden. Verbouwingen. Vrijwilligerswerk. Vrijetijdsactiviteiten. Of een combinatie van dat alles.

Eigenlijk kun je een burn-out krijgen door àlles waar je meer energie in moet steken dan je eruit haalt. Door àlles wat kan aanvoelen als een vervelende, allesvretende verplichting.

Voor bedrijfspsychologen, hr-managers en vakbonden is het misschien makkelijk om de term burn-out voor te behouden voor energieziektes die met het werk te maken hebben. Met één woord kunnen ze een onderscheid maken tussen de gevallen waar een werkgever (mee) verantwoordelijk is en iets kan verhelpen, en de rest. Vanuit hun job is dat logisch en begrijpelijk – en je kunt inderdaad moeilijk van een hr-manager in een bedrijf verwachten dat hij zich moet verdiepen in de energieproblemen van studenten, huisvrouwen, hobbyisten, iedereen die niet in zijn bedrijf werkt. Bovendien beperkt de ‘enge’ definitie van een burn-out het risico dat een organisatie iedere verantwoordelijkheid van zich afschuift – ‘het zal wel niet aan ons liggen dat ons personeel instort, maar aan hun thuissituatie’.

Maar het plaatje klopt niet helemaal. Er zijn burn-outs die volledig door het werk veroorzaakt worden. Behoorlijk veel zelfs. Maar er zijn er ook waar er een mix van oorzaken speelt. Het werk is er dan maar eentje tussen vele.

5. Een burn-out is nooit helemaal genezen

Ik neem antidepressiva. Al ruim 20 maanden. Zo’n acht maanden geleden heb ik geprobeerd ermee te stoppen. Ik nam slechts de minimumdosis, dus dacht ik dat het een eitje zou zijn. Maar na één maand was ik weer heel diep in de burn-output gegleden, en ben ik mijn medicatie opnieuw beginnen nemen. Binnen twee weken was ik er weer bovenop. Met die pillen doe ik mijn werk zonder noemenswaardige problemen. Maar ik heb ze wel nodig.

‘Het burn-out-mannetje ligt altijd op de loer’, waarschuwde een lotgenoot me toen ik voor het eerst na mijn instorting terug ging werken. Eerst geloofde ik haar niet. Ze dacht natuurlijk aan haar eigen situatie – ze was na twee maand werkhervatting alwéér in een burn-out hervallen – maar ik zou niet in haar valkuil trappen, hield ik mezelf voor. En toch heeft ze gelijk gekregen. Want naast die zware dip acht maand geleden, heb ik ook al heel wat kleinere dips achter de kiezen.

In stress-situaties heb ik al snel de neiging om weer in oude gedragspatronen te hervallen. De patronen die hebben geleid tot mijn burn-out, maar die door al die jaren als een soort automatisme zijn ingesleten. Het vergt telkens weer behoorlijk wat energie van mezelf om me daarin niet te laten meeslepen. Het grote verschil met vroeger is dat ik nu die gedragspatronen herken. Dat ik nu de signalen kan opvangen voor ik met mijn kop tegen de muur loop. Ik hoop dat ik daardoor vanaf nu nieuwe burn-outs steeds tijdig kan vermijden. Maar echt zeker ben je natuurlijk nooit.

Als je eenmaal een burn-out hebt gehad, ligt het gevaar voor een nieuwe instorting altijd weer op de loer. Ik denk niet dat veel lotgenoten dat open durven toegeven. De meerderheid zal zijn collega’s en baas liever een leugentje vertellen, ‘dat het nu over is, dat ze alles onder controle hebben, dat ze terug de oude zijn’. Misschien uit angst om onbetrouwbaar te lijken. Om daardoor de leuke taken en promoties te mislopen, of om ontslagen te worden. En ja, er zijn vast een heleboel werkgevers die zo reageren. Iemand die opnieuw kan instorten, daar reken je toch niet op? Die neem je toch niet in dienst?

Maar is dat echt zo erg? Ik denk dat je werknemers en sollicitanten die door een burn-out zijn gegaan, net met open armen moet ontvangen. Wat is er mis met iemand die meer inzicht heeft gekregen in zichzelf, die zijn eigen sterktes en zwaktes heeft leren kennen, en die beter in staat is zijn eigen sterktes in te zetten in zijn werk? Dat lijkt me alvast beter dan iemand die ontkent dat zijn burn-out een blijvende impact heeft: dan heb je iemand die gewoon wat opgelapt is, maar zodra ie terug in dezelfde situatie terecht komt als daarvoor weer in dezelfde neerwaartse spiraal terecht zal komen.

Een burn-out is nooit helemaal ‘genezen’. Maar net in dat besef ligt de sterkte van iemand die een burn-out heeft doorgemaakt.

8 gedachtes over “5 dingen die ik geleerd heb uit mijn burn-out

  1. Hoi Maarten, ik vind wat ik gelezen heb heel verhelderend en herkenbaar
    Ik ben 2,5 jaar terug in een burnout gekomen, na teveel inspanning en stress op de werkvloer, ik kwam in de ziektewet. Na 2 jaar vond het UwV dat ik maar weer moest werken, zit nu in de WW.
    Wat je schrijft dat een burnout nooit helemaal weg is, heb ik net meegemaakt, ik heb me 1 maand lang, veel te intensief bezig gehouden met vrijwillligerswerk en nu zit ik er weer mee. Paniekaanvallen, doorlopende onrust die giert door mijn lijf. Zelfs oxezepam helpt niet echt om me helemaal rustig te krijgen. Ben net bij de huisartsenpost geweest en heb nu Alprazolam. Hoop dat dit beter aanslaat.
    Ook ben ik 1 jaar geleden gestopt met antidepressiva, jaar lang goed gegaan dus, maar denk dat ikweer moet beginnen hiermee.
    Want zo de dagen doorkomen, van pilletje naar pilletje, je weet wat het is, het is waardeloos.
    bedankt dat je je verhalen wou delen, en voor jou ook nog sterkte! Je weet wat je valkuilen zijn, ik ook, maar ik was ze vergeten….
    groetjes Yvonne

    • Dag Yvonne, hoe gaat het nu met je, twee maanden later? Hebben de nieuwe pillen wat geholpen? Ik vind het sneu dat je bent hervallen, maar je weet nu ook wel dat je er weer uit kunt raken, niet? Ik hoop dat het deze keer niet zo ernstig is als bij je eerste burn-out. Ik kan je maar één advies meegeven: wees lief voor jezelf. Altijd 🙂

    • Inderdaad, dat is een van de positieve gevolgen van mijn burn-out geweest: dat ik mezelf veel beter heb leren kennen. En dat ik me nu bewust ben van waar ik goed in ben en waar ik voor moet opletten. Nu nog me daar de rest van mijn leven bewust van blijven 😉

  2. Dag Maarten,
    wat verwoord je de dingen goed!
    Grappig toch dat tijdens dat ik thuis was op zoek ging naar erkenning en verhalen over burn out. En nu ik zelf mijn verhaal heb geschreven kom ik jou verhaal tegen.
    Het moet zo zijn 😊

    Bedankt om dit neer te schrijven!
    Groetjes
    Vera

  3. Hallo Maarten,

    Bedankt voor je herkenbare verhaal.
    Ik heb net de diagnose ‘burn-out’ gekregen (na al veel te lang aanvoelen dat het allemaal helemaal fout liep) Als jonge mama en huisvrouw vind ik echter niet al te veel begrip in mijn omgeving. ‘Huisvrouw, da’s toch een luizenleventje zeker! Waarvan heb jij nu stress!’ Het geeft me een enorm schuld- en schaamtegevoel dat ik het allemaal niet zo aankan als ik wel zou willen (en de maatschappij blijkbaar ook van mij verwacht)
    Ik ben de laatste dagen op zoek gegaan naar boeken en artikelen die me een beetje op weg kunnen zetten naar een aanpak van het probleem, maar huisvrouwen met een burn-out zijn (volgens wat ik er maar over vind) blijkbaar heel schaars. Jouw artikel was het eerste waar ik mezelf een beetje in herkende. Ik heb dan ook meteen je boek besteld bij de boekhandel!

    Nogmaals bedankt en groeten,
    An

    • Dag An, laat je niks wijsmaken door je omgeving. Het huishouden is een heel zware taak als je het goed wilt doen, en kinderen verzorgen en opvoeden kan echt wel veel energie kosten. Als je er niet in slaagt om de energie die je in je dagelijkse bezigheden verliest, te compenseren met voldoende zaken waar je zelf weer energie van krijgt, dan raak je uiteindelijk in een burn-out. Dat heeft niet per se met werken te maken: huishouden, kinderen, familie, studies, zelfs hobby’s kunnen allemaal energievreters zijn. En omdat iedere mens uniek is, is de balans tussen energievreters en energiegevers ook bij iedere mens anders.
      An, ik wens je veel succes in je zoektocht naar jouw energiegevers en jouw evenwicht. Neem er alle tijd voor die je nodig hebt, want energiereserves die je jarenlang hebt uitgeput, krijg je niet op een paar weken terug aangevuld. Dat heeft tijd en geduld nodig. Gun jezelf die tijd en dat geduld 🙂
      Warme groet,
      Maarten

Plaats een reactie