Waardering op het werk. Hoe moeilijk kan het zijn?

Ik wil graag geloven dat mijn werkgever het beste voor heeft met haar mensen. Dat de organisatie waarvoor ik werk, gelooft in haar medewerkers en er alles aan doet om hen trots te laten zijn om hun werk.

Maar de realiteit maakt het me vaak moeilijk om dat geloof vol te houden. Ik heb de laatste tijd weer zo veel teleurstellende verhalen gehoord, weer zo veel deprimerende tegenbewijzen gezien. Het maakte me kwaad. Zo kwaad dat ik er mijn mond niet over kon houden in ons personeelsblad. Met deze tekst als resultaat.

Deze column verscheen in de 53e editie van het personeelsmagazine 13.

44% van de 13-lezers voelt zich niet voldoende gewaardeerd op het werk. Dat cijfer uit onze poll laat me niet los.

44%. Dat is bijna de helft. Op een gemiddeld bureau-eiland zijn er dus één of twee mensen die zich gewantrouwd of nutteloos voelen, onzichtbaar of op een zijspoor gezet.

Dat zijn geen cijfers om trots op te zijn. Dat zijn cijfers om ons over te schamen.

Aan beleidsintenties nochtans geen gebrek. Bij de Vlaamse overheid wordt er al jaren gedacht, gewerkt en geschaafd aan een nieuw beloningsbeleid, aan innovatieve arbeidsorganisatie, aan een modern hr-beleid, aan sociaal werkgeverschap, aan leiderschap 2020 … Maar na al die jaren voelt nog steeds bijna de helft zich niet gewaardeerd. Blijkbaar slagen we er maar niet in om al die goede intenties en mooie principes in de praktijk om te zetten. Hebben we nog steeds niet gevonden wat de essentie is van een menselijke organisatie.

Wat ik het ergste vind: we blijken ontzettend hardleers. Dat heb ik geleerd toen ik een paar collega’s sprak ter voorbereiding van mijn stukje over de loonproblemen bij mensen die van de federale overheid overgekomen zijn na de zesde staatshervorming.

Ik werd er niet gelukkig van. Ik ontmoette mensen die hele nachten lagen te piekeren, die op een paar maanden tijd hun werkplezier en voldoening verloren waren. Een paar leken me serieus op weg naar een inzinking, misschien wel een burn-out. Enkel en alleen door de manier waarop hun komst naar de Vlaamse overheid is verlopen.

“Mijn collega doet hetzelfde werk als ik. We hebben hetzelfde diploma en dezelfde competenties, en we zijn in dezelfde periode beginnen te werken. Maar sinds onze overkomst verdien ik 250 euro minder dan hij. Vindt de Vlaamse overheid mij nu echt minder waard dan mijn collega?”

“Ik heb vroeger al eens voor de Vlaamse overheid gewerkt, maar ben op een bepaald moment naar de federale overheid overgestapt. Ik ben toen met elf jaar geldelijke anciënniteit vertrokken. Nu kom ik terug en krijg ik maar vijf jaar anciënniteit meer. Als ik destijds gewoon op mijn stoel was blijven zitten, zou ik nu meer verdienen. Nee, ik voel me echt niet welkom.”

“Mijn werk is niet veranderd. Ik doe nog steeds hetzelfde als bij de federale overheid. Maar ik zit hier wel in een lagere graad, met een lager loon. Omdat er voor mijn diploma geen specifieke graad bestaat bij de Vlaamse overheid, terwijl dat bij de federale overheid wel zo was. Ik voel me behoorlijk depri.”

Waardering? Deze collega’s voelden er alvast niks van.

Toch zie ik een lichtpuntje. Toen ik een van de nieuwe collega’s een exemplaar van 13 nastuurde – zijn adres was nog niet in onze adressenlijst opgenomen – stak ik er snel een groetenkaartje bij waarop ik schreef: ‘Welkom bij de Vlaamse overheid.’ Een ingeving van het moment. Kreeg ik een prachtige reactie terug: “Toen ik dat kaartje las, voelde ik me meteen een stuk beter.” Met mijn kleine gebaar, amper een half minuutje werk, heb ik blijkbaar precies die waardering gegeven waar die collega op dat moment nood aan had.

Als individu kunnen we een verschil maken. Waarom kunnen we dat als organisatie niet?

2 gedachtes over “Waardering op het werk. Hoe moeilijk kan het zijn?

Plaats een reactie